Berger de Beauce-Bas Rouge (Beauceron)
Rasstandaard FCI N°44 / 09. 11. 2006
Oorsprong : Frankrijk
Datum publicatie en in werking treden van de standaard van oorsprong : 25 oktober 2006
Gebruik : Herdershond, waakhond
Klasindeling F.C.I. : Groep 1: Herders & veedrijvers (met uitzondering van de Zwitserse Sennenhonden) Sectie 1 : Herdershond met werkproef
Korte geschiedenis :
Berger de Beauce, Beauceron en Bas-rouge, zijn de namen die aan het einde van de 19e eeuw aan de vroegere Franse herdershond uit de vlakte werden gegeven, van het zelfde type, (à face rase = gladhaar), ruw- en korthaar en waarvan de oren gecoupeerd zijn. Het lichaam voorzien van brandaftekeningen, met name op de 4 benen en voeten, vandaar dat de fokkers hun honden <<Roodkous>> noemden. De vachtkleur was gewoonlijk zwart met brand, maar er waren ook grijze, volledig zwarte, zelfs rode (tankleurige) honden. Deze honden werden geselecteerd en gefokt op hun drijf- en waakvermogen van de kudde.
Algemeen beeld :
De Beauceron is een hond van groot gestalte, stevig, rustiek, fors, goed gebouwd en gespierd, zonder plompheid.
Belangrijke proporties :
De Beauceron is van een gemiddelde lichaamsbouw. De lengte van het lichaam, vanaf het boeggewricht tot het zitbeen, moet ietwat langer zijn dan de schofthoogte. Het hoofd is lang : 2/5 van de schofthoogte. De breedte van de schedel en de hoogte van het hoofd zijn iets minder dan de helft van de hoofdlengte. Schedel en voorsnuit van gelijke lengte.
Gedrag en karakter :
Vrij bij benaderen en zonder vrees. De uitdrukking is frank, nooit vals, angstig of onzeker. Het karakter van een Beauceron moet verstandig en moedig zijn.
Hoofd :
Goed besneden hoofd, met harmonische lijnen. In profiel gezien, zijn schedel en voorsnuit ongeveer parallel.
Regio Schedel :
Schedel : vlak of licht gerond van zijde tot zijde, zwakke middengroef, zichtbare kam op de schedeltop.
Stop : geringe stop, op gelijke afstand tussen de neuspunt en de schedeltop.
Regio Voorsnuit :
Neus : neus passend bij de voorsnuit, goed ontwikkeld, nooit gespleten en altijd zwart.
Voorsnuit : noch smal, noch spits
Lippen : de lippen gesloten en altijd goed gepigmenteerd. De bovenlip moet de onderlip bedekken zonder over te hangen, zij moeten een zeer licht zakje in de mondhoek vormen dat altijd stevig moet zijn.
Gebit : stevig, goed sluitend schaargebit.
Ogen : Horizontaal, lichte ovale vorm. Het oog (iris) moet donker kastanjebruin zijn, in elk geval nooit lichter dan donker hazelnootkleur, zelfs als de brand licht is. Voor de harlekijn-variëteit is een glasoog toegestaan.
|